Een man wandelde in de stad en bemerkte
dat iedereen er zo bedroefd uitzag.
Hij zag een mooie jonge vrouw, ging naar haar toe en zei:
“Mooie, jonge vrouw, waarom bent u zo bedroefd?”
En zij antwoordde: “ik ben wel mooi en jong,
maar niet zo slim als dat meisje op dat bureau daar.”
De man ging naar het andere meisje toe en vroeg:
“U die zo slim bent, waarom bent u droevig?”
En het meisje antwoordde: “Ik ben wel slim,
maar niet zo sterk als die mooie man daar.”
Maar ook de mooie man was niet gelukkig.
En de zoekende man vroeg: “En waarom bent u niet blij?”
En het antwoord luidde: “Ik ben wel mooi en sterk,
maar heb niet van die leuke kinderen, zoals mijn vriend.”
En toen de zoekende man op weg ging naar de vriend,
kwam hij door het park.
Daar zat een klein bruin vogeltje helemaal gelukkig
op een tak in de zon zijn veertjes te poetsen.
De man vroeg aan het vogeltje: “Waarom ben jij zo gelukkig,
terwijl je maar klein en bruin bent?”
En het vogeltje zei niets en poetste gelukkig zijn veertjes in de zon.
Verder zat een oude man met een oude hond op een bankje
en zij zagen er zo rustig uit.
De zoeker vroeg “Waarom zijn jullie zo tevreden?”
De hond keek alleen, maar de man zei:” Wij hebben alle redenen 
al gehad om ongelukkig te zijn en wij hebben besloten
dat het prettiger is om  vrede te sluiten met het moment,
waar wij in zijn, want andere momenten hebben we niet.”
En de zoekende man zette zich op het bankje en zocht niet meer.